Direct naar de content
Dit artikel wordt u aangeboden door a.s.r.
De redactie van Pensioen Pro draagt voor deze inhoud geen verantwoordelijkheid.

“Bij buy-out moet belang deelnemers voorop staan”

PENSIOEN PRO PARTNER ROUNDTABLE

Pensioenfondsen maken zich op voor het nieuwe pensioenregime onder de Wet Toekomst Pensioenen (WTP). Behalve de vraag of en hoe ze ‘invaren’ staan vooral kleinere fondsen voor de beslissing of ze zelfstandig verder willen. Recent onderzoek van DNB toont dat flink wat pensioenfondsen een buy-out overwegen. Maar hoe toets je welke oplossing in het belang is van de deelnemers?

Voor kleine of geslo­ten fondsen kan een buy-out inclusief toe­slagverlening voor in­flatiecorrectie een aantrekkelijke op­tie vormen. De uitke­ringszekerheid voor deelnemers is een belangrijke overwe­ging: een verzekeraar neemt de verplichtin­gen over en zegt een indexatie toe op ba­sis van de aanwezi­ge buffer. Een andere overweging is de kos­tenlast voor kleinere pensioenuitvoerders, die met de WTP naar verwachting verder zal toenemen.

Ook aan een buy-out kleven ech­ter kosten. Het beleggingsrende­ment wordt door de verzekeraar in­geschat en verwerkt in het indexa­tie-aanbod, waarna er jaarlijks geen extra indexatie wordt toegekend bovenop hetgeen bij aanvang is af­gesproken. De belangen van groe­pen deelnemers lopen bij een buy-out niet altijd even synchroon. Een buy-out mag daarom nooit de de­fault-oplossing zijn, stellen pensi­oenbestuurders en deskundigen in een rondetafelgesprek georgani­seerd door Pensioen Pro. Een gede­gen onderzoek is een must voor alle stakeholders.

Een buy-out stelt een pensioenfonds in staat om de ambities voor de deelnemers zeker te stellen

Dirk Korbee
Directeur financial management, bij a.s.r. pensioenen

Wel of niet zelfstandig door

Zelfstandig blijven vergt voldoen­de financiële ruimte en schaalgroot­te. De uitdagingen, zoals stijgende kosten en complexere regelgeving, nemen toe. Aansluiting zoeken bij een Algemeen Pensioenfonds (APF) of Bedrijfstakpensioenfonds (BPF) wordt vaak gezien als een tussenweg tussen zelfstandig blijven en een buy-out. Dit biedt schaalvoordelen. Ook hier verliezen fondsen echter een deel van hun autonomie.

Rob Oosterhout, voorzitter van het belanghebbendenorgaan van Sligro Food Group stelt dat het behouden van invloed een belang­rijk argument kan zijn: “Als je zelfstan­dig blijft, heb je als fonds meer zeggen­schap over beleg­gingsbeleid en ind­exatie. Dat kan een voordeel zijn, maar je moet wel voldoen­de schaal hebben om de kosten laag te houden. De nieuwe pensioenwet zal ze­ker de discussie over de toekomst van kleine en gesloten fondsen naar voren halen. Kosten zullen daarbij leidend zijn.”

Kosten zijn ook een overweging voor het gesloten Pensioenfonds Atos, stellen bestuursvoorzitter Sako Zeverijn en bestuurslid Kees Wim van den Herik. “Zelfstandig blijven biedt de mogelijkheid om beleid te voeren dat specifiek aansluit bij onze deelnemers. Als echter een fonds ge­sloten is, stijgen de kosten per deelne­mer en dat beperkt de opties op lan­ge termijn”, aldus Zeverijn.

Zekerheid, maar tegen welke prijs?

Bij Pensioenfonds van de KAS BANK hadden ze de knoop bijna doorgehakt, blijkt uit de woorden van bestuurslid Geert Jan Kremer. Met een dekkingsgraad van 125% leek een buy-out aanvankelijk een logi­sche keuze.

Kremer: “We hebben het pensioen­resultaat voor de verschillende maat­mensen uitgerekend en alle opties die we hadden – APF, BPF en een model­verzekeraar – met verschillende aan­names doorgerekend en daar kwam aanvankelijk de verzekeraar als bes­te uit.”

Dat oordeel bleek echter deels ge­baseerd op hoe het pensioenresul­taat uitpakte in de slechtst denkba­re scenario’s, stelt Kremer. “Toen we verder gingen kijken, naar het hele traject en de kansverdeling voor on­ze deelnemers, kwam de verzekeraar er een stuk slechter uit. Alleen in ex­treme gevallen scoorde de verzeke­raar goed.”

Daarbij viel ook de inflatiecorrectie voor deelnemers in de offerte tegen, stelt Kremer. “Tegen deze voorwaar­den was een buy-out niet in het belang van onze deelnemers. We hebben het plan daarom in de ijskast gezet.”

Van den Herik: “Een buy-out levert deelnemers zekerheid, maar gaat vaak ten koste van een potentieel ho­ger rendement. Verzekeraars dekken risico’s af en maken winst, wat logisch is, maar dat betekent dat er minder ruimte is voor indexatie.”

Dekkingsgraad en duration

Bij een buy-out speelt de dekkings­graad een belangrijke rol, stelt Dirk Korbee, directeur financial manage­ment, bij a.s.r. pensioenen. “Maar ver­zekeraars moeten ook risico’s zoals le­vensverwachting en renteafwijkingen incalculeren. Dit kan het voor fondsen met een lange duration – vaak fond­sen met jongere deelnemers – com­plexer en duurder maken.”

Korbee stelt dat verzekeraars op voorhand geen onder-, respectieve­lijk bovengrens aan dekkingsgraad of duration stellen. Wel heeft de link tussen dekkingsgraad en duration gevolgen voor het indexatie-aanbod, zo stelt hij. “Bij een dekkingsgraad van 120% maakt het immers nogal uit of je die 20% over 10 jaar of 20 jaar aan ind­exatie moet verdelen, dat is grofweg 1% versus 2% indexatie.”

Een hoge dekkingsgraad biedt vol­gens Korbee een mooie kans om de ambitie voor deelnemers zeker te stellen. “Kies je voor een APF of ga je zelfstandig verder, dan heb je natuur­lijk kans op meer. Maar wil je dat ri­sico echt lopen als je bij een buy-out in staat bent om de ambities voor de deelnemers zeker te stellen?”

Van den Herik tekent hierbij aan dat de overdekking van de deelnemers is. Het is daarmee aan hen om deze wel of niet in te ruilen voor zekerheid. “Uiteindelijk draait het om de vraag hoeveel risico die deelnemers willen lopen. Of ze de kans op een hoger rendement hiervoor willen laten lopen.”

Een buy-out levert deelnemers zekerheid, maar gaat vaak wel ten koste van een potentieel hoger rendement

Kees Wim van den Herik
Bestuurslid Pensioenfonds Atos

Tegengestelde belangen bij deelnemers

Een buy-out kan in bepaalde situa­ties de beste keuze zijn, erkent Gerard Pereboom, pensioenexpert actief voor Het Nederlandse Pensioenfonds. “Voor kleine, gesloten fondsen kan een buy-out een manier zijn om kosten te drukken en deelnemers zekerheid te bieden. Maar het is wel essentieel dat het bestuur zich verdiept in de voor­waarden en langetermijneffecten, en natuurlijk alle andere opties goed doorrekent, zoals het voortzetten van de regeling, al dan niet in de grotere kring van een APF of BPF.”

Hij waarschuwt dat maatwerk bij een buy-out heel lastig is. Een buy-out is een oplossing voor de gehele popula­tie maar pakt niet voor iedereen even gunstig uit. Een indexatie-aanbod van 1,5% is wellicht voor oude deelnemers acceptabel, maar voor jongere deel­nemers een stuk minder.

Pereboom pleit daarom voor meer flexibiliteit. “Het zou goed zijn als we onderscheid zouden mogen maken. Oude regelgeving echter, waarbij je bijvoorbeeld qua indexatie niet op leeftijd mag discrimineren, houdt dat deels tegen. Maar het zou wel een betere oplossing zijn, want het is nu ‘one-size-fits-all’. Dit terwijl onder het nieuwe pensioenregime veel veran­dert, de indexatie loopt zelfs per leef­tijdscohort.”

Hij krijgt bijval van pensioenbestuur­der Zeverijn. “Dit is eigenlijk wel een van de grootste knelpunten. In feite wil je je deelnemers een keuze bie­den. Heeft u voorkeur voor nomina­le zekerheid, met een klein beetje toeslagverrekening? Of bent u be­reid om onzekerheid te aanvaarden, maar wel met kans op een hogere pensioenuitkomst, bij bijvoorbeeld een APF.”

De wens voor maatwerk

Heiko Hoogendijk, commercieel di­recteur bij Algemeen Pensioenfonds Stap, vertelt in dat licht over zijn eer­dere ervaring bij een ander pensioen­fonds dat uiteindelijk voor een APF koos. “Een groep gepensioneerden wilde liever een buy-out. Daarom gaf het fonds voorafgaand aan de col­lectieve waardeoverdracht een optie: Wilt u linksaf richting het vaste gega­randeerde pensioen met een bepaal­de indexatie of toeslagverlening, Of wil ik rechtsaf naar een APF.”

Hoogendijk stelt dat keuzes als een buy-out, invaren of een APF oplos­sing, zelfstandig doorgaan of niet, altijd vanuit het perspectief van de deelnemer bekeken moeten worden. En dan zul je echt zien dat de ene keu­ze echt significant beter is voor een deelnemer dan de andere.”

Serge Mans, senior sales & account­manager bij a.s.r. vermogensbeheer, vult in het licht van maatwerk aan dat pensioenfondsen in een flexibele pre­mieregeling sowieso met een verze­keraar aan tafel moeten. “Als deelne­mers met pensioen gaan moet je ze de keuze bieden voor een vaste uit­kering. Bij het invaren is dat boven­dien een verplichte keuze die je bin­nen 1 jaar moet bieden aan alle reeds gepensioneerde deelnemers. Dan hebben we het niet over een buy-out, maar het is wel extra complexi­teit, we spreken dan over een ‘car­ve-out-achtige’ situatie.” Hoogendijk: “Een terecht punt. Als deelnemers onder de FPR die keuze krijgen dan komen er de komende jaren jaar­lijks plukjes gepensioneerden op de markt die een vast pensioen inkopen. De vraag is in hoeverre er capaciteit is in de markt om dat op te nemen.”

De rol van de toezichthouder

Pereboom stelt dat qua indexatie meer mogelijk is door eerst in te varen en pas daarna een buy-out te doen. Dit zou voor deelnemers bij fondsen met een hoge dekkingsgraad in zijn ogen zelfs een hogere indexatie op­leveren. Anderen noemen dit een du­re oplossing en Stephan Linnenbank, lid van een aantal raden van toezicht bij pensioenfondsen, vraagt zich of af deze constructie wel is toegestaan. “In ieder geval zal het heel veel vragen opleveren bij toezichthouder DNB. Die heeft een belangrijke rol in processen als deze.”

Linnenbank en Pereboom vinden el­kaar in hun wens dat de toezichthou­der meer flexibiliteit moet toestaan bij een buy-out. Pereboom: “Indien je hebt gekozen voor een buy-out, wil je als bestuur de mogelijkheid heb­ben om hierop het beleggingsbeleid aan te passen door de assetmix van de verzekeraar te volgen om de over­dracht zo soepel mogelijk te laten ver­lopen. Dat is nu niet toegestaan, wat voor langdurige onzekerheid zorgt in de overdrachtsfase.”

Ook Korbee signaleert dit pro­bleem. “Je ziet dat de toezichthou­der, anders dan 10 jaar geleden, te­genwoordig anders in de wedstrijd zit over wat je als fonds van tevo­ren kan doen voor het tijdstip van goedkeuring door toezichthouders. Belangrijk is dus om voordat je keu­zes maakt op het gebied van uit­voerder, je eerst bekijkt welke am­bities het fonds heeft en of het be­leid voldoende ruimte heeft om die ambitie waar te maken in de diverse scenario’s.”

Linnenbank: “Ik heb meegemaakt dat DNB op de dag van tekenen van een buy-out nog met vragen kwam. Dat leidde toen tot twee weken uitstel.”

Het belang van het risico-preferentieonderzoek

Alle sprekers benadrukken dat de wensen en risicobereidheid van deel­nemers centraal moeten staan bij el­ke keuze. Het risico-preferentieon­derzoek (RPO), een verplicht onder­deel van de WTP, speelt hierin een sleutelrol. Maar de deelnemers waren kritisch over de beperkingen van dit instrument.

De uitvoering is niet zonder uitdagin­gen. Oosterhout waarschuwt: “Het responsepercentage is vaak laag en de formulering van de vragen heeft een grote impact op de uitkomsten. Je moet oppassen dat je niet te veel leidende vragen stelt. Maar in begin­sel is het natuurlijk heel goed om de mening van deelnemers te peilen. Hoe zij kijken naar de propositie: de zekerheid bij een verzekeraar, of mis­schien minder zekerheden maar kans op een hoger bij een pensioenfonds. Dus dat is eigenlijk de basiskeuze.”

Uiteindelijk is pensioen bij uitstek een mogelijkheid om impact te maken met je geld voor lange termijn

Serge Mans
Senior sales & accountmanager bij a.s.r. vermogensbeheer

Oosterhout stelt dat ook het oplei­dingsniveau en de pensioenkennis van de deelnemers van belang is. “Hou de vragen expliciet, kort en duidelijk. ”

Linnenbank stelt dat het belangrijk is om zoveel mogelijk gegevens via een RPO te verzamelen. “Je weet het salaris van een deelnemer, maar niet die van de partner. Die kan in sommi­ge gevallen een heel ander plaatje op­leveren. Als mensen deeltijd werken weet je niet of ze nog ergens anders werken of dat er vermogen is.”

De vragen kunnen volgens Linnenbank de plank flink misslaan. “Bij de officieel goedgekeurde vragenlijsten, kom je vragen tegen die nergens op slaan of waar zelfs pensioenexperts even over moeten nadenken.” Linnenbank zou graag zien dat de pensioensector op dit vlak meer samenwerkt en ook de resultaten van de onderzoeken met elkaar deelt. Andere experts vallen hem bij. Samenwerking zou bench­marking mogelijk maken, iets waar veel pensioenfondsen baat bij kun­nen hebben.

Kremer nuanceert de waarde van een RPO. “Je hebt niet zelden een res­ponse van hooguit 20%, de uitkom­sten voor maatmensen liggen eigen­lijk best wel dicht bij elkaar. Een RPO helpt een beetje, maar gaat de proble­men niet oplossen.”

Duurzaam beleggen

Naast financiële overwegingen speelt duurzaam beleggen een steeds groter rol in de pensioen­sector. Ook bij een buy-out? De meeste deelnemers stellen dat het meeweegt bij de onderhan­delingen, maar dat het uiteindelijk om de toezegging in harde euro’s draait. Linnenbank: “De toezegging aan de deelnemer staat voorop. Duurzaamheid is belangrijk, maar geen deelnemer accepteert daar­voor een afslag op zijn pensioen.”

Kremer stelt daarentegen dat duur­zaam beleggen wel een vorm van goed beleggen is. “Het kan in de se­lectie van een verzekeraar wel dege­lijk een doorslaggevende factor zijn.”

Mans deelt deze mening. “Uiteindelijk is pensioen bij uitstek een moge­lijkheid om impact te maken met je geld voor lange termijn. Natuurlijk kan duurzaam beleggen op korte termijn geld kosten, maar op de lange termijn maakt het niet uit volgens de huidi­ge wetenschappelijke onderzoeken. Naarmate je fonds jonger is, is duur­zaamheid belangrijker. Ik geloof niet dat alle verzekeraars op dit punt het­zelfde scoren, daar zit echt wel een verschil tussen.”

Hoogendijk benadrukt dat duur­zaamheid een integraal onderdeel moet zijn van het beleggingsbeleid: “Als je ESG-vereisten goed integreert, maak je niet alleen een positieve im­pact, maar verbeter je ook de risi­co-rendementsverhouding.” Primair gaat het om een goed pensioen. Maar wel binnen alle ESG-vereisten en an­dere prudentiële regels. Als een fonds aanvullende eisen stelt aan duur­zaamheid in de beleggingen, dan is het aan de verzekeraar om na te gaan of dat geboden kan worden en welke gevolgen dat vervolgens heeft voor het aanbod. Dit moet transparant zijn.”

Conclusie

Het nieuwe pensioenregime dwingt pensioenfondsen, meer dan ooit, tot ingrijpende beslissingen. Elke keuze – een buy-out, zelfstandig blijven of aansluiting bij een collectief – heeft voordelen en uitdagingen. Zorgvuldig en transparant handelen, moet daar­bij voorop staan. Ook zouden pensi­oenfondsen meer ruimte moeten krij­gen om maatwerk te leveren.

Daarbij zal de deelnemer altijd cen­traal moeten staan in de besluitvor­ming. Of zoals bestuurder Zeverijn het verwoordt: “Het is aan ons om een pad te kiezen dat recht doet aan de belangen van alle betrokkenen. Dat is geen makkelijke opdracht, maar wel een die we met zorg en aandacht moeten uitvoeren.”

Contact

Wilt u meer weten over de mogelijkheid van een buy-out? Neem gerust contact met ons op.

Dirk Korbee
Directeur Financial Management a.s.r. pensioenen
T +31 6 2237 4683
E dirk.korbee@asr.nl

Serge Mans CFA
Senior sales en account manager
a.s.r. vermogensbeheer
T +31 6 1258 0179
E serge.mans@asr.nl

Deelnemers:

Sako Zeverijn Pf Atos

Heiko Hoogendijk Stap Pensioen

Stephan Linnenbank Pensioenfonds SNS Reaal

Kees Wim van den Herik Pf Atos

Rob Oosterhout Centraal Beheer Apf

Gerard Pereboom Hnpf

Geert Jan Kremer Pf van de KAS BANK

Dirk Korbee a.s.r. pensioenen

Serge Mans a.s.r. vermogensbeheer

Mariska van der Westen FD Business

Tom Jessen moderator